E-boek, naar ik aanneem gebaseerd op de eerste druk, verschenen bij Virago Press, London 2018.
Blijkens de sticker op de voorkant kreeg Nunez (geb. 1951) voor deze roman de National Book Award for Fiction 2018. Daarvoor had ze al zeker zeven werken op haar naam staan, maar niemand lijkt haar daardoor al gekend te hebben. Met The Friend was het opeens raak. Iedereen lovend en de verfilming is er ook al (de trailer, die ik zag toen ik het boek uit had, leek me alles behalve aanlokkelijk wegens droogkomische zoetsappigheid).
Het is een bijzonder boek, en dat is het. Uit enkele recensies, ook van de Nederlandse vertaling (door Maaike Bijnsdorp en Lucie Schaap, verschenen bij Atlas Contact in 2019) begreep ik dat het helemaal geen dikke roman is, iets in de buurt van 200 bladzijden.
Mijn leeservaring was anders. Dat komt waarschijnlijk deels doordat ik het boek e-las, en e-lezen doe ik alleen als het donker is en ik eigenlijk moet gaan slapen of te vroeg wakker ben geworden. Dan raakt het lezen verdeeld over vele sessies, en niet ieder boek kan daar goed tegen. Dit wel. Ik bleef tot het eind geboeid en werd ook steeds weer verrast. Het was trouwens de tweede keer dat ik het boek las; de eerste keer kon ik het einde gek genoeg niet bereiken. En na de tweede lezing denk ik dat ik het best nog wel een keer zou kunnen lezen en er opnieuw door geboeid zou raken en er weer nieuwe lijntjes en thema's in zou kunnen ontdekken. En opnieuw is er een reden in mijn leven geslopen om me bezig te houden met thema’s als vriendschap, medemens, literatuur, dood, verdriet en rouw (en hond).
Het verhaal, en ik ben niet de eerste en zeker niet de enige die dit opmerkt, heeft eigenlijk maar weinig om het lijf. Een collega-schrijver, oud-schrijfdocent, goede vriend, soms zelfs geliefde, pleegt zelfmoord en diens Echtgenote Drie vraagt de vertelster om de zorg op zich te nemen van de enorme Deense Dog die de zelfmoordenaar achter heeft gelaten. Niet zonder tegenzin neemt ze die zorg op zich en er ontstaat een hechte band met het beest dat getraumatiseerd is door het plotse verdwijnen van zijn baasje.
De roman draait echter niet zozeer om dat verhaaltje. Het is ook niet echt een ouderwetse roman, maar meer een amalgaam van teksten, van herinneringen, anekdotes over het gedoe dat het leven met een hond is, overpeinzingen over liefde, schrijven, literatuur en de veranderingen in de literaire cultuur, over dood, rouw en verdriet, dat alles gelardeerd met talloze referenties aan en citaten uit de wijde wereld van de internationale literatuur en culturele en filosofische essayistiek. Het is een rijk boek en lijkt daardoor ook een dik boek, denk ik.
De inhoudelijke rijkdom van het boek draagt bij aan de kwaliteit ervan. En het boek is ook goed doordat het goed geschreven is, onopvallend goed en helder. En ook is het goed doordat je, nu ja: ik, dan, al lezend steeds het idee blijft houden dat alle zijpaden, de talloze meanderkronkels, associaties en anekdotes iets met elkaar te maken hebben en meer licht zullen gaan werpen op de karakters van de twee hoofdpersonages, en dat van de hond, en op de aard van hun relatie.
De hoofdpersonages (haar vind ik wel aangenaam, hem vind ik een oude en zelfingenomen maar toch ook wel aardige witte man) hebben geen naam in het boek, worden ook door geen ander personage daarmee aangesproken. En verder heeft ook geen van de andere personages een naam, ook niet de drie (ex-) echtgenotes van de suïcidant (Wife One, Wife Two en Wife Three), alleen de conciërge van de flat van de vertelster heeft een naam, Hector, en de de grote Deense dog, Apollo. Nota bene: de ik-vertelster mag geen hond in huis hebben, op straffe van uitzetting. Ze krijgt het echter voor elkaar om Apollo de status van hulphond aan te laten meten, hoewel het meer de hond is die hulp nodig lijkt te hebben, maar dat de vertelster hulp nodig heeft in verband met het verlies van haar vriend, is beter te verkopen aan de therapeut.
Op een gegeven moment ontstond er in mijn hoofd verwarring doordat niet duidelijk was of de vertelster nog steeds (als het ware) het woord richt tot haar verscheiden vriend of toch tot haar nieuwe vriend, Apollo. Maar met die hond gaat het (ook) niet goed; die grote beesten worden niet oud. En de hond was de hond van de vriend, dus via dat beest is ook die man er nog een beetje en met hem kon of kan ze goed van gedachten wisselen over tal van onderwerpen. Aldus is het maar de vraag of de vertelster echt ontsnapt aan magical thinking, waar Joan Didion het over heeft in haar gelijknamige boek (2003) gewijd aan het overlijden van haar man.