donderdag 17 mei 2012

Loni Wolf, Oorlogskind

Roman. J.M. Meulenhoff, Amsterdam 2009. Paperback, 176 blz. incl. woordenlijst.

Notities die ik op dit blog plaats, zijn geen recensies, ook al lijken ze in strikte te kunnen behoren tot "de verzameling teksten waarin, zonder opgelegd eindoordeel, subjectief, publiekelijk en op schrift – of anderszins geboekstaafd en raadpleegbaar – recent verschenen publicaties becommentarieerd zijn die in aanmerking komen voor het predikaat ‘literair’."* Het is meer dat ik voor mijn eigen plezier mijn persoonlijke bevindingen in zicht probeer te krijgen door ze te noteren; en als anderen dat willen lezen, des te leuker. Ik pretendeer geen bestendige commentator te zijn met een algemeen-beschouwende en een een publieksvoorlichtende en een nieuwssignalerende functie, ook al worden die functies niet in de definitie genoemd. En bij aldien in dit geval: het boek dat ik hier in het zonnetje van mijn mijmeringen wil zetten, is niet recent, maar al drie jaar geleden verschenen. Voor een echte recensie is het te oude koek. Waar weer een adaptatie van een uitspraak van Ezra Pound tegenover gesteld kan worden: goede literatuur is nieuws dat nieuws blijft.

Alleen door een heel bijzondere omstandigheid kan een dwarsdenker mijn tekst toch bijna wel een recensie noemen deze keer: er is tot op heden namelijk wel heel erg betreurenswaardig weinig aandacht aan deze roman geschonken. Eén vermelding in een stapelrecensietje vond ik via LiteRom; vier vermeldingen in LexisNexis, waarvan drie betrekkelijk zinledige signalementen die weinig meer doen dan de verhaallijn reproduceren die op het achterplat van het boek staat genoteerd en één enthousiaste recensie van slechts 425 woorden in De limburger; en al googleënd nog een niet erg sterke bespreking in 8Weekly (de ongeadstrueerde opmerking dat 'stijl en toon naadloos aansluiten bij de ervarings- en belevingswereld van Loni Wolf' vind ik een voorbeeld van faint praise, en dat het boek 'een complexe aanklacht tegen de holocaust' zou zijn is eenvoudig feitelijk onjuist). Deze snippers vormen zo weinig receptie, dat we Oorlogskind tot op de dag van vandaag nog wel als 'nieuw' kunnen betitelen. En ten onrechte. Dat er zo weinig aandacht voor was, meen ik. Want Oorlogskind is een roman, is eindelijk weer eens zo'n roman die ik popelend ten einde toe heb gelezen, en zelfs te snel, te gierig, zodat ik het het liefst op korte termijn en dan met een potlood in de aanslag zou willen herlezen (was dit een fatsoenlijke recensie geweest, dan had ik het boek nu al herlezen).

In zekere zin lijkt het geen roman, ook al staat dat op het omslag en op de titelpagina en ook al duidt de NUR (301) er wel op (hoe de 8weekly-recensent erbij komt dat het boek 'afkomstig [is] uit het non-fictiefonds van uitgeverij Meulenhoff', is me niet duidelijk, tenzij hij dit klakkeloos overgenomen heeft van een leesverslag op zo'n scholierensite waar gerefereerd wordt aan de website van de uitgeverij, waar die informatie nu verdwenen lijkt; in dat leesverslag wordt ook gerefereerd aan de mogelijkheid, die 8weekly ook overneemt, dat Loni Wolf een heteroniem is). Achterop het boek staat: 'Loni Wolf (1944) woont in Ticino.' En uit de samenvatting op dat zelfde achterkaft blijkt dat de inhoud handelt over het leven van Loni Wolf, 'de dochter van een vrouw die meteen na de bevrijding in 1945 kaal werd geknipt vanwege een relatie met een Duitse soldaat, Loni's vader.' We hebben hier inderdaad van doen met een ik-vertelling, en die ik is die zelfde Loni Wolf. Een autobiografie dus; een egodocument.

Opmerkelijk is dat het colofon bij het copyright vermeldt: 'Loni Lucatoni-Wolf, Monteforca en J.M. Meulenhoff bv, Amsterdam'. Dat lijkt te bevestigen dat het om een autobiografie gaat, al is het misschien wel vreemd dat Loni ook een andere achternaam heeft, en elders woont. Ticino is het bijna geheel Italiaanstalige, zuidelijkste kanton van Zwitserland, Monteforca liet zich niet googlen door mij, maar ik sluit niet uit dat het in dat kanton ligt. Ook het 'Vooraf' duidt erop dat dit een - zelfs lichtelijk onbeholpen - autobiografie is; Wolf probeert hier naar eigen zeggen 'het drama van [haar] leven het woord te verlenen' en ze kan zich 'niet anders voorstellen dan dat de lezer [haar] aanpak warrig zal vinden. En onvolledig. Of willekeurig.' Een amateur, kennelijk, die de captatio benevolentiae-kaart direct in het exordium uitspeelt.

Anderzijds is Loni heel zelfbewust, bijvoorbeeld waar ze aangeeft dat ze zich 'al vertellend rechtstreeks tot personen wend[t] die zich [...] in [haar] directe omgeving bevonden' terwijl dat niet betekent 'dat [zij] alles letterlijk zo tegenover hen [ heeft] verklaard.' Ze had het veeleer op die manier gezegd willen hebben. We hebben dus te maken met een nadrukkelijk vormgegeven, persoonlijke reconstructie van een authentiek verleden. En als het toch een roman is, weet de oplettende lezer ook al dat Loni Wolf een voorbeeld is van de onbetrouwbare verteller.

Intrigerend is de laatste alinea van het voorwoord, die opnieuw de authenticiteit van dit document humain lijkt te bevestigen: 'Ik dank de redacteur van de uitgeverij voor zijn onvermoeibaarheid bij het geven van adviezen en het soms bijkans vertalend en herschrijvend fatsoeneren van mijn verwaarloosde Nederlands [...].' De achterin het boek opgenomen 'Verklarende woordenlijst' past hierbij. Loni gebruikt in haar tekst Duitse, Schwyzerdütsche, Züricher en Italiaanse woorden 'omdat ze in de loop van de tijd, soms alleen al door hun klank of uiterlijk, een vanzelfsprekende gebruikswaarde zijn gaan krijgen die voor [haar] persoonlijk verloren gaat wanneer ze worden vervangen door Nederlandse vertalingen of omschrijvingen.' Een tientje heet in Loni's taaleigen bijvoorbeeld 'Djetschi', een mooie mengeling van Duits en Italiaans. Dat dialectisch idioom draagt sterk bij aan het authentieke karakter van dit verslag. Plus dat dit taaltje in overeenstemming lijkt met de persoonlijke gegevens betreffende Loni Wolf als auteur en als hoofdpersoon van deze vertelling.
Terzijde: dankzij de woordenlijst kan ik de huidige Belgische premier Elio Di Rupo (van Italiaanse afkomst) niet meer zonder bijgeluiden in de krant afgebeeld zien staan: 'Gurgelipropeller, lett. strotpropeller, vlinderdas'.

De zeventien genummerde hoofdstukken waaruit dit boek bestaat, beginnen alle met een korte, gortdroge registratie van de ruimte waar het gebeuren zich afspeelt, een registratie door een volstrekt anonieme, onpersoonlijke vertelinstantie, gezet in een schreefloze letter. Zo begint hoofdstuk 1:

Een kleine ontvangstkamer met zes eenvoudige, met blauw stof beklede houten fauteuils waarvan er drie zijn bezet. Op een laag tafeltje staan een thermoskan, kopjes, schoteltjes, een open doos met suikerklontjes, een schaaltje met melkcups, een mok met roerstaafjes, een halfvolle fles mineraalwater, glazen, een doos tissues. De deur naar de gang staat open.
De koele beschrijving van de toneelscène; geen woord over personages. Na zo'n toneelbeschrijving volgt, beginnend op een nieuwe pagina, en gezet uit een letter met schreef, de veel langere monoloog van Loni Wolf. In hoofdstuk 1 aldus:
Er moet een merel bij.
"Een merel?" Ik zie het u willen vragen.
Ja, een merel. Er moet een merel bij. Een merel die zingt.
Mijn naam is Wolf. Loni Wolf. Geen Lucatoni, al staat die naam in mijn paspoort Ook geen Rietberg. En al helemaal geen Kotkowski of Kotkowska!
Wolf. Loni Wolf, begrijpt u?
Nee, natuurlijk begrijpt u dat niet, dat kunt u nog niet snappen.

Het is aanvankelijk niet geheel duidelijk tot wie Wolf zich richt. De lezer weer misschien, die ook in het 'Vooraf' wordt genoemd, maar ze stelt ook vragen aan de toegesprokene, onder andere over haar uiterlijk, die de lezer niet zou kunnen beantwoorden. Je wordt als lezer enerzijds de wereld van Wolf in gesleurd, erin aanwezig verondersteld, en anderzijds voel je je buitengesloten, doordat voortdurend en uitsluitend Wolf maar aan het woord is. Gaandeweg blijkt dat ze zich richt tot een medewerker, de neurochirurg, van het verzorgingstehuis waarin haar bejaarde en door een hersenbloeding gevelde moeder is opgenomen. 'Een ijsblokje in het water zou aangenaam zijn, ja. Merssi.' In andere hoofdstukken zijn haar monologen (beter: haar bijdragen aan dialogen waarvan de andere spreker zonder eigen tekst blijft, tenzij Wolf hun woorden herhaalt) gericht tot andere personages. Om kort te gaan: je moet als lezer heel erg op je hoede zijn; je bent aangewezen op de informatie die alleen Wolf geeft (was dit een recensie, dan zou ik niet toegeven dat ik me toch heb laten inpakken en meeslepen door de vertelling). En Wolf is geen doetje. Ze is de dochter van een 'Moffenhoer' die haar vader niet gekend heeft, wier moeder gescheiden is van een andere man; ze is zelf werkelijk hoer geworden, heeft op late leeftijd een man een kind bij haar doen verwekken, een man van wie ze later gescheiden is; het kind heeft een progressieve spierziekte (en is te zien als het overdrachtelijke kind van de oorlog die in het leven van Loni woedt) en de suggestie wordt gewekt dat ze niet alleen haar zoon om het leven brengt, maar ook verantwoordelijk is voor de dood van haar moeder, doordat ze die, na die hersenbloeding nog, op hardhandige wijze de naam van de Duitse soldaat, Loni's vader, ontlokt. Maar al deze gegevens zijn onduidelijk, onzeker, gekleurd door de vertelling van Loni Wolf. En de gegevens zelf doen er in deze roman minder toe dan het zoeken naar de gegevens en de mogelijke samenhang ertussen, een zoeken dat de lezer met de vertelster mee-maakt.

Het fraaie is dat die structuur van de hoofdstukken op pagina 63 wordt doorbroken. Daar begint hoofdstuk 5, dat alleen bestaat uit zo'n schreefloze registratie; maar deze is meer dan acht bladzijden lang en bevat veel (afstandelijk geregistreerde) actie, en wordt niet gevolgd door een monoloog van Loni. Hoofdstuk zes gaat weer op de vertrouwde manier verder: zeven schreefloze regels ruimteregistratie en daarna achttien bladzijden Wolf-monoloog. Maar in hoofdstuk 8 beslaat de monoloog van Loni maar één regel: '... Nog even kunnen slapen...', een nabauwen van wat een verpleegkundige zegt die haar een slaapmiddel gaf. Je kunt zeggen dat je als lezer te lijden krijgt aan de narratieve variant van het locked-in-syndroom: je zit gevangen in het mentale en verbale bereik van Loni Wolf, die al vertellende voor zichzelf pas het drama van haar leven op een rijtje en onder woorden weet te krijgen. Wrang is dat Loni in het meest recente deel van haar leven, waarin ze dit verhaal vertelt, ingeklemd zit tussen een moeder die door een hersenbloeding, en een zoon die door zijn alles vernietigende spierziekte de macht over de taal verloren zijn.

Gaandeweg verandert de verhouding tussen de registrerende onderdelen en de monologen, die beide afkomstig lijken te zijn van Loni Wolf. Hoe verder je als lezer vordert, hoe meer je erachter komt dat je het voorafgaande misschien niet correct geïnterpreteerd hebt. Hoewel ook de vertelde, afschuwelijke levensgeschiedenis van Loni Wolf de moeite waard is en over tal van morele problemen en keuzes gaat, is ook het narratief van deze roman bijzonder spannend en interessant. Aan het begin van het slothoofdstuk komen vorm en inhoud samen. Loni Wolf zegt daar: '"Een boek moet de bijl zijn voor de bevroren zee in ons," las ik bij Franz Kafka. Daar zou ik dit aan willen toevoegen: opdat we vervolgens kleumend bij het wak kunnen zitten om het eerste het beste levende wezen dat opduikt om naar adem of wat dan ook te happen, met een knuppel de hersens in te slaan.'

Huiveringwekkend. Toch besluit het boek met de woorden: 'Het was mooi en ik ben bang.' Dat is ook het motto van deze roman, 'Es ist schön und ich habe Angst', ontleend aan Anne Duden, Das Judasschaf (1985). Weer wat geleerd: Wikipedia zegt over deze mij onbekende schrijfster: 'Anne Duden ist Verfasserin von Lyrik und Prosa, in denen es immer wieder um extreme Erfahrungen wie Gewalt, Schmerz, Angst, Verzweiflung und die Qual des Daseins geht.' Die Qual des Daseins, daar handelt Oorlogskind zeker ook over. Ergens in deze roman heeft een personage - ik heb de tekst nog niet kunnen terugbladeren - het over een levensgebeurtenis als 'iets volkomen willekeurigs'. Dat wordt door een ander omgekeerd: of iets willekeurig volkomens. De roman gaat over het sadistische universum waarin de mens geworpen is. Maar de roman, de literatuur weet daar enigermate orde in te schappen. Zelfs voor Loni Wolf, want zij staat nu in de echte wereld geboekstaafd onder de naam die ze wil hebben: Loni Wolf, met de achternaam van haar biologische vader, niet de achternaam van haar moeder, noch die van haar moeders echtgenoot, noch die van haar pleegouders. Haar eigen, zij het ook uiteindelijk fictieve naam, want inderdaad is Loni Wolf een heteroniem van Huub Beurskens.

* Aldus de definitie in: Joosten, J.H.Th., Niet wat de criticus moet, maar wat hij doet; de relatie tussen neerlandistiek en literatuurkritiek. Rede in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen op vrijdag 9 februari 2007. Nijmegen 2007; het citaat op p. 12-13.

P.S.
Was dit een recensie, dan paste het stuk waarschijnlijk niet in de krant; 2105 woorden.

Correctie/Aanvulling
Benno Barnard heeft vlak na het verschijnen van de roman er een behartenswaardige blog aan gewijd; een recensie mag ook die tekst niet heten; hij noemt zich zelf althans 'geen boekbespreker stricto sensu'. Des niet tegenstaande is hier te zien dat via internet een poging gedaan kan worden de gaten te lappen die papieren recensenten hebben laten vallen.

Barnards opmerking over het bijgeschaafde Nederlands van Loni Wolf, verwees me terug naar een aantekening die ik maakte in de marge van p. 8, waar Wolf refereert aan het 'soms bijkans vertalend en herschrijvend fatsoeneren van mijn verwaarloosde Nederlands' door haar redacteur; ik noteerde er 'Stern' bij: de passage deed me denken dat Loni als schrijfster/vertelster hier net zo fictief lijkt als Multatuli's Stern in Max Havelaar. Pas op het laatst van zijn roman onthult Multatuli zijn fictie: 'Genoeg, myn goede Stern! Ik, Multatuli, neem de pen op. Ge zyt niet geroepen Havelaars levensgeschiedenis te schryven. Ik heb u in 't leven geroepen... ik liet u komen van Hamburg... ik leerde u redelyk goed hollandsch schryven, in zeer korten tyd... ' Loni Wolf verschuilt zich in fictie, maar geeft aan het begin van haar roman wel een aanwijzing.

En nog maar een aanvulling: Barnard heeft na zijn bespreking via e-mail een vraaggesprek gehad met de schrijfster. Daarmee is Oorlogskind nog duidelijker meer dan een roman geworden, een multimediaal project met allerlei dwarsverbanden naar andere literatuur (Grunberg/Van der Jagt, Jongstra/Henry Fix bij voorbeeld) en vooral ook tussen literatuur en werkelijkheid, fictie en identiteit.