woensdag 26 januari 2011

Auke van der Woud, Koninkrijk vol sloppen

Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw. Bert Bakker, Amsterdam 2010. Gebonden, met stofomslag. 440 blz. incl. Noten, Bibliografie, Illustratie-verantwoording, Namenregister en Zakenregister.

Doorwrocht, een mooi ouderwets woord dat goed aangeeft wat dit boek is. Het is het verleden deelwoord van 'doorwerken', dat volgens het WNT betekent: 'In allen deele grondig bewerken'. En wat mij betreft gaat dat 'doorwerken' pas goed met boeken als het gebeurt door een auteur die van de hoed en de rand weet, de vork en de steel, puntjes op de i; die greep heeft op de materie en die met dat alles iets wil zeggen, iets te zeggen heeft en niet alleen maar wil beschrijven; hoe meer erudiet zo'n auteur is, hoe beter dat gaat. Pet af voor Van der Woud.

Van der Woud had me al behoorlijk en op bekoorlijke wijze van mijn stoel geblazen (is dat een uitdrukking?) met Een nieuwe wereld; het ontstaan van het moderne Nederland (2006) waarin hij eveneens de negentiende eeuw beschrijft, en wel als fundament van het huidige Nederland met al zijn nationaal georganiseerde transport- en communicatiekanalen; een en al technische uitvinding, implementatie, normalisatie, modernisering. Maar dit Koninkrijk vol sloppen is zo mogelijk nog indrukwekkender. Zeker als je de boeken in volgorde van verschijnen leest. Op een gegeven moment tijdens het lezen van het tweede dacht ik: waarom heeft hij al deze informatie achtergehouden in het eerste? Het antwoord kan zijn: omdat beide boeken dan beter zijn. Wat inhoudt dat de auteur al bij het voorbereiden van het eerste boek het tweede op het oog had. Dat noem ik greep op de materie hebben, terwijl je ook weer niet kan zeggen dat het hier gaat om iets simpels als deel 1 en deel 2 van een reeks; het zijn volkomen zelfstandige boeken. Maar bij het lezen interfereren ze dat het een lieve lust is.

De twee boeken beschrijven verschillende en geheel contraire aspecten van dat oude Nederland. Het eerste schetst een historisch Nederland dat we nu eigenlijk nog steeds kennen, al is het verder doorontwikkeld en al zijn we bijvoorbeeld misschien vergeten dat pas ten gevolge van de ontwikkeling van die vervoerstechniek het noodzakelijk werd om de tijd niet meer af te meten aan de zon, maar landelijk een en dezelfde tijdmeting af te spreken, zodat het in het oosten en het westen op hetzelfde moment even laat zou zijn en de trein 'op tijd' kon rijden (dat zulks niet altijd lukt, is een ander chapiter). Een nieuwe wereld laat zien dat het nog niet zo heel erg lang gewoon is dat veel aspecten van onze werkelijkheid genormaliseerd zijn, maar dat dat pas in de negentiende eeuw op poten werd gezet. Het toont dus inderdaad de grondslagen van een 'modern' Nederland.

Dit Koninkrijk vol sloppen daarentegen beschrijft de onderkant van die zelfde historische samenleving (op strategische plaatsen refereert Van der Woud aan de Duiste socioloog Ferdinand Tönnius die een onderscheid heeft gemaakt tussen Gemeinschaft en Gesellschaft, tussen gemeenschap en maatschappij). Een onderkant die grofweg meer dan de helft van de toenmalige bevolking betrof, die eigenlijk niet meer was dan productievlees, als het al wat zinnigs om handen had; een onderlaag die getalsmatig een meerderheid was, maar niets voorstelde, niet meetelde, beestachtig leefde, in woningen die eigenlijk minder dan hokken waren. Hokken die schuil gingen, denk ik, achter veel van de gevels die we heden ten dage nog zien in alle steden en dorpen van Nederland waar wat bewaard is van die negentiende-eeuwse huizenbouw. Zie bijvoorbeeld de foto op het omslag: geef dat meisje sneakers, legging en een trainingsjack met (nep)bontkraag en je bent weer thuis.

Wat in de ondertitel 'achterbuurten' heten, zijn dus wel de buurten waar de armoe leeft, de achtergestelden, maar het zijn zeker niet de buurten die getalsmatig op de achtergrond staan. Het gaat over miljoenen mensen. En al die mensen, en ook de gegoeden, eten, verteren en scheiden afvalstoffen uit. Gigantische massa's. En over de onbeholpenheid waarmee met die stront en urine werd omgesprongen gaat dit boek in hoge mate. En de pogingen om die stinkende, ziekmakende rotzooi enigszins in toom te houden. En hoe dat vaak mislukt. Het boek heeft een indrukwekkend hoog 'gadverdamme'-gehalte. Dat dat bestond naast al die fantastische kanalen, treinen, telegrafie, telefonie en wat al niet dat in Een nieuwe wereld ter sprake komt. Onvoorstelbaar.

Nog erger is het wanneer je bedenkt - en Van der Woud kaart het aan in het voorwoord - dat deze stuitende situatie in Nederland wellicht (grotendeels) is weggewerkt, via ontwikkelingen die tegen het einde van het boek ter sprake komen, maar dat het probleem mondiaal niet is opgelost, slechts verschoven: wat zo mooi ontwikkelingslanden heten, dat zijn de achterbuurten van nu: daar wonen de niet opgeleiden, de armen, het lagelonenproductievlees dat geen stroend water heeft, geen riool, geen fatsoenlijk huis, geen rechten maar ziekten als cholera, malaria, en hoge zuigelingensterfte.

Van der Woud heeft zijn boek opgedeeldin tien hoofdstukken, en die weer in tal van paragrafen van vaak minder dan zeven bladzijden. Een scheurkalender van armoe en stank. Je kunt het boek dus makkelijk in veel sessies lezen (inderdaad ja: op het toilet), maar het zet anderzijds juist aan tot doorlezen, doordat de meaterie zo begrijpelijk wordt gepresenteerd (en dat kan natuurlijk alleen doordat de auteur die materie zo volkomen heeft doorgrond). Die aanmoediging tot doorlezen komt denk ik ook doordat Van der Woud een zeer toegankelijke, onopgesmukte stijl heeft, en doordat hij genoeg uitlegt en herhaalt, zonder een bemoeizuchtige meester te worden, en doordat hij zijn betoog lardeert met relevante citaten, terwijl hij alle verantwoording onopvallend in de noten heeft opgeborgen. En alle paragrafen worden voorafgegaan door een titelpagina met illustratie.

Het, nou, laat ik zeggen: mijn beeld van de negentiende-eeuwse, nette, burgerlijke, zich ontwikkelende Nederlandse samenleving haalt Van der Woud met dit boek als het ware onderuit. Dat blijkt een soort Potemkin-dorp geweest te zijn. Boven de negentiende-eeuwse Nederlandse maatschappij hangt voortaan een penetrante lucht van armoe en rottenis, ziekte en stront. Nee: ook. Het is niet alles kanaal en telefonie en HBS wat er blinkt. Die achterbuurten en dat vuil hebben nu een plaats naast dat 'moderne' beeld van Nederland.